Huwelijk
"Anne-marie, wil jij voor mij waarnemen?" en gehaast,
want economie vereist vaart, drukte de directeur mij een envelop
in de hand. Eén blik op de inhoud was voldoende om vast
te stellen dat het niet om een commissievergadering ging. Het
was een uitnodiging om een kerkelijk huwelijk bij te wonen. Wim
van de derde etage ging trouwen. Op de voorkant van het kaartje
stond Wim afgebeeld, zittend op een olifant. De dagelijks geconsumeerde
kroketten in de bedrijfskantine waren hem aan te zien. Zijn aanstaande
bruid, half verscholen achter een kolossale achterpoot, hield
het uiteinde van de staart in haar hand en keek daarbij alsof
ze een hoofdprijs had gewonnen. De dwaasheid spatte van het kaartje
af, vond ik. Het valt ook niet mee om nog origineel te zijn, nu
half Nederland, het liefst in een directe Tv-uitzending, zijn
aanstaande, hangende aan een parachute, of vanuit een diepzeeduikerpak
op de bodem van de oceaan, een aanzoek voor het leven doet.
Doelwit van de inzegening was een katholieke kerk in Brabant.
Ook dat nog. Ik heb niks meer met roomse rituelen. De exorbitante
rijkdom van Rome stuit me tegen de borst, evenals het feit dat
de ene na de andere Paus het condoomgebruik blijft boycotten.
Wat me wel bevalt aan deze godsdienst is, dat, bijna bij voorbaat
al, als je tenminste prevelen kunt, zonden van de ergste categorie
worden vergeven
Nadat ik echter op de landkaart gezien had dat de kerk in een
prachtig wandelgebied lag, noteerde ik de datum in de agenda,
keek of ik nog iets geschikts in mijn garderobe had voor de grote
dag van Wim en gooide mijn wandelschoenen alvast in de achterbak
van mijn bescheiden autootje.
Die morgen werd ik wankel wakker uit een droom die niet ontward
wilde worden, maar waarvan het achtergebleven gevoel nog een hele
dag kon nasmeulen, zo wist ik uit ervaring.
Zonder ontbeten te hebben, stapte ik, nog enigszins wazig, in
mijn rode Toyota. Tussen de opgefokte kreten van een ochtendlijke
muziekdraaier door, luisterde ik op de autoradio gelaten naar
de filemeldingen op de route die ik de avond van tevoren zo zorgvuldig
uitgestippeld had om beneden de grote rivieren te geraken. Omrijden
dan maar.
Met enige vertraging betrad ik het portaal van een eenvoudig kerkje,
waar ik werd opgevangen door een ceremoniemeester. "Wim,
heeft het goed voor elkaar", dacht ik. De man, die zelfs
een staf droeg, leidde mij sacraal, alsof ik een offerlam was,
door het middenpad naar voren. De walmende warmte van ochtendlijke
baden en dure parfums, drong prikkelend mijn neusgaten binnen.
Mijn lege maag deed zich gelden. Vanuit mijn ooghoeken zag ik
prachtige gebrandschilderde ramen. Het waterige zonnetje dat er
gefilterd door heen scheen was juist sterk genoeg om een paar
lelijke koppen, die ik kende van vergaderingen op de zaak, een
mooier aanzien te geven. Er was nog een plaatsje vrij. Toen ik
in het onflatterende gifgroene licht, dat door een grazige weide
met een Christus tussen makke schapen in het gebrandschilderde
raam scheen, mijn groen uitgeslagen handen bekeek, vond ik het
niet vreemd meer dat daar niemand was gaan zitten.
Wèl had ik van hieruit een goed zicht op het altaar. Bruid
en bruidegom toonden hun mooie achterkanten. Hij stond gekleed
in perfect passend slank afkledend antraciet, en in de wolk van
tule ernaast, zweefde de bruid. Door verschillende personen werden
er om beurten jubelende teksten uitgesproken en een enkele schaterlach
weerklonk. Degene die ooit gezegd had dat kerk 'theater' is, bewees
hiermee zijn gelijk.
De priester, gekleed in een goudbestikt kazuifel, dat het hele'
thea-tra-la-la-gebeuren' nog een special effect meegaf, deed mij
denken aan de negatieve breed uitgesponnen berichtgevingen in
de media die niemand ontgaan konden zijn, over onduidelijke klerikale
bezigheden van priesters met kleine jongetjes in pastorieën
en onwillekeurig drong de vraag zich aan mij op wat hij onder
dit kleed zou dragen. Deze priester fluisterde de bruid iets in
haar oor, waarop zij zich omkeerde. Haar figuur liet niets te
raden over. Wim werd vader, dat was duidelijk. Tegelijkertijd
met dit besef, kwam er een herinnering uit een zorgvuldig weggestopt
grijs, naar ik dacht verwerkt, verleden met zo'n grote kracht
bij me opzetten dat het leek alsof de elektriciteit opeens uitviel.
Een donkere wolk omhulde me.
Destijds, in de jaren zestig, stond ik, na
een vreugdeloze wettelijke formaliteit óók voor
een altaar, moe, misselijk en zwanger, naast een bruidegom die
ik niets had gegeven dat ik zelf niet kwijt gewild had, want hij
was mooi en grappig en had een Tomos. Géén jubeltoespraken
toen, wel gissingen achter de hand door de schaarse kerkgangers
vanwege de haast en mijn al opbollende buikje. De geestelijke
hoogwaardigheidsbekleders in zijn welgestelde zeer roomse schoonfamilie
hadden zo lang op ons ingepraat , dat het leek alsof lust de grootste
doodzonde was en het huwelijk de grote aflaat en wij deden totaal
geïndoctrineerd wat er van er van ons verlangd werd. Zijn
ouders kochten het huis en ik werd door de kersverse echtgenoot
als een broedse hen op de bank met een kapok kussen geplaatst,
zodat hij zijn tijd kon slijten met zijn vrienden en zijn Tomos.
Mijn ' huwelijk' met de bank duurde niet lang. De toestand eiste
zijn tol. Bij de miskraam hield een verpleger mijn hand vast.
Binnen twee maanden werd ons huwelijk ontbonden.
Oud zeer komt van zeer diep en moet door vele lagen heen. Bij
mij kapte het mes van de herinnering in één houw
een weg naar de oppervlakte, daar in die katholieke kerk in Brabant,
bij het huwelijk van Wim, liefhebber van kroketten en grote exotische
zoogdieren.
Terwijl ik ergens in de verte de bruid van Wim nog het "Ja, ik wil", hoorde zeggen, strompelde ik als een blind paard de kerk uit en tastte naar mijn wandelschoenen in de achterbak.