Thailand
Zijn vrouw bepaalde - zoals ze vrijwel alles
bepaalde - waar de jaarlijkse vakanties doorgebracht zouden worden.
Hoewel hij met zijn blonde haar en bleke huid, het type was voor
vakanties in landen met gematigde klimaten, kwam het na al die
jaren niet eens meer in hem op om te protesteren tegen haar verregaande
regelzucht, als ze wéér een strandvakantie had geboekt.
Het voldongen feit lag in november al in de vorm van bevestigingen
en reisbrochures op het kastje in de gang. Thailand, half april.
Op zijn wekelijkse bridgeavondjes met vrienden werden vervelende
grapjes gemaakt over de gewilligheid en vaardigheden van Thaise
schonen. Gelaten hoorde hij ze aan. "Als ze je daar maar
niet houden, Pierre", werd er lacherig gezegd en tegelijkertijd
met het glas, hieven ze de hartenvrouw.
Nieuw aangeschafte bikini's werden thuis triomfantelijk omhoog
gehouden. Ze gingen dus óók in Azië op het
strand liggen, concludeerde hij . Zijn weerzin tegen strandvakanties
groeide elk jaar. 'Hoe had het zover kunnen komen, op welk moment
was hij beginnen te zwijgen?', vroeg hij zich wel eens af.
Toen hij van zijn collega's op de Bank hoorde, dat er in Thailand
meer te zien was dan alleen paradijselijke stranden, stelde hij
een daad : hij ging naar de bibliotheek, waar hij tussen de reisboeken
er blind ééntje uit het schap trok. 'Thailand, het
land van de glimlach', werd de eerstkomende maanden zijn 'bijbel'.
95% van de mensen is boeddhist, las hij. Het verhaal van Prins
Siddharta Gautama die ongeveer 2500 jaar geleden alles in de steek
liet om onthechting te ervaren en de weg naar de verlichting te
vinden, sprak hem erg aan. Uren, 's avonds onder zijn leeslampje
en 's middags in de kantine, zat hij te fantaseren over hoe het
zou zijn als hij zèlf de consumptiemaatschappij zou afzweren.
Zich bevrijd te voelen van de luxe waarin hij zich gevangen voelde.
Het zou een genoegen zijn, dacht hij om de wanstaltige smaak van
zijn echtgenote en de in de loop der jaren steeds pompeuzer wordende
bankstellen en auto's achter zich te laten. Hij genoot van de
afbeeldingen van tempels in de diverse boeken die hij, gezeten
in het stoeltje uit zijn studententijd , onder hoongelach van
zijn vrouw las.
In Bangkok waar ze twee dagen zouden blijven, werd hij op de vliegtuigtrap
al getroffen door de geur van onbekende kruiden en van iets wat
hij niet kon definiëren, maar dat zeker niet onaangenaam
was. Toen hij deze sensatie met zijn echtgenote wilde delen, vond
ze dat het stonk. Overal werden ze omringd door massa's kleine
kokosnootkleurige alsmaar glimlachende mensen. Hij werd er warm
van. Hij popelde om de liggende gouden Boeddha met op zijn grote
voeten de 108 voorspoedtekens, evenals het Koninklijk Paleis met
de smaragden Boeddha, die hij thuis onder het leeslampje zo goed
had leren kennen, te kunnen gaan bezichtigen. "Er komen nog
tempels genoeg, Pierre", zei zijn vrouw en giechelend verdween
ze in een tuk-tuk om een aantal Nep Rolex horloges te gaan kopen
want zo'n sieraad staat schattig om een gebruinde arm. "Het
is hier al niet anders dan thuis", dacht hij "wat ze
ziet wil ze hebben en steeds meer". Volgzaam wurmde hij zich
in de tuk-tuk. Na één kilometer kwamen ze echter
al vast te zitten vanwege festiviteiten rondom songkran, het Thaise
nieuwjaar, dat in april valt en vaak dagen achtereen gevierd wordt.
Ze stapten uit en werden overgoten met water, zoals de traditie
dat vereist. Zijn echtgenote bromde iets over haar bedorven jurk.
Voor hem was hetgeen hij zag een feest voor het oog. Een Palongvrouw
uit de bergen met haar goud versierde tanden, haar rode gewaad,
felblauwe jasje, besprenkelde hem en zond hem een glimlach vanuit
haar hart. Hij zag kleine ernstig kijkende Khamu jongetjes met
kleurige shirts en wist dat de brede broeken en de met zilveren
munten versierde mutsen bij de Akha thuishoorden. Hij herkende
de klederdrachten uit de boeken en wilde die kennis met zijn vrouw
delen. Die stond echter totaal in trance, gebogen over haar Rolexen
bij een stalletje verderop. Ze was niet aanspreekbaar. Hij genoot
ondertussen met volle teugen van de heerlijke geuren van gekruid
eten, dat stond te stomen en te sissen in overal verspreide eettentjes.
Het water liep hem in de mond. Zijn vrouw trok hem echter venijnig
aan de mouw. Ze wilde naar het zwembad bij het hotel, bang als
ze was van een straatolifant die doodgemoedereerd tussen de mensen
doorliep. En zonder één tempel bezocht te hebben,
stapten ze, een dag later, zwijgzaam op een binnenlandse vlucht
naar het zuiden.
De stranden waren er inderdaad paradijselijk. De palmbomen schaduwrijk.
Zijn vrouw was in de wolken met een locatie waar je je thuis niet
over hoefde schamen als je erover opschepte. Lijdzaam strekte
hij zich alle dagen uit op het immens grote strandlaken dat ze
voor hem had meegebracht. 's Middags na de lunch als zìj
aan het zwembad lag, bestudeerde híj op de kamer onder
de airco zijn 'bijbel' en voelde zich meer en meer verwijderd
van westerse luxe.
Op een van deze dagen in de rij van vele, vond zijn vrouw het strand te vol. Ze gingen een eindje verderop en daar is het dat hij bovenop de top van het achterliggende heuvellandschap een tempel ziet. Zijn opwinding is groot. Zal hij deze vakantie dan tòch nog een tempel kunnen bezoeken? Tegen zijn stomverbaasde vrouw zegt hij dat hij dáár naar toe gaat en wijst in de verte. Hij trekt een T-shirt over zijn hoofd, rolt het badlaken in de tas, die hij aan zijn schouder hangt. Het is bloedheet. De rotsachtige weg slingert zich om de heuvel heen. Een kleine vriendelijke man drijft met een takje een olifant vooruit, die hij bij een watervalletje laat drinken en zelfs de olifant lijkt naar hem te glimlachen. Iets verderop ziet hij mensen kokosnoten plukken en merkwaardig genoeg, hier in het zuiden, ook een paar rijstvelden, waar kleine mensen in werkkleding met strohoeden op, gebukt staan te werken. Hij kijkt om en heeft het idee dat hij in een schilderij staat, zo prachtig verstild en sereen is het landschappelijk tafereel dat zijn ogen streelt. En overal ruikt het naar orchideeën. Hij richt zijn ogen op de tempel die af en toe achter de heuvels verdwijnt en dan weer opduikt als een decorstuk in een poppenkast. Voor zijn gevoel is hij al uren onderweg. En dan staat hij plotseling op een pad met aan weerszijden gebedsklokken. Een paar monniken met bedelnap verdwijnen juist uit het zicht. Als hij de prachtig versierde tempel ziet, slaat zijn hart een slagje over. De ingang wordt geflankeerd door meerkoppige draken. De muren zijn met blauwkleurig mozaïek ingelegd. Hij doet zijn gymschoenen uit - ervoor zorgend dat eventuele meekijkende ogen zijn voetzolen niet kunnen zien -, slaat uit eerbied het grote badlaken om zich heen en betreedt voor het eerst van zijn leven een boeddhistische tempel. Als hij de drempel overschrijdt, heeft hij het gevoel dat hij zich van zijn leeslampje losmaakt. Het is binnen zo stil dat hij bijna niet durft ademen. Boven een uit hout gesneden altaar met offergaven, hangt de afbeelding van een enorme zittende goudkleurige Boeddha met half gesloten ogen. Hij straalt rust en evenwicht uit. Pierre huilt als een man die voor het eerst zijn geliefde mag kussen en tegelijkertijd beseft hij dat hij thuis al wist dat hij hier nooit meer weg zou willen, zich mediterend laag na laag van zijn westerse ballast wil bevrijden, verlicht, en uiteindelijk opgelost in het grote ' niet-zijn' het nirvana wil betreden. Hij pakt zijn mobieltje uit de gekleurde strandtas en belt zijn vrouw. Het gesprek is kort. 'Hij blijft hier, ja, voor altijd, ja, regel het maar'. Dan loopt hij naar buiten en gooit met een bevrijdende boog de gsm een afgrond in. Als hij omkijkt staat achter hem een oude monnik met de oranje kledij voor de intredende monnik over zijn linkerarm gedrapeerd, en wordt hij verwelkomd met de hoge wai.