In 2006 werd door het Eindhovens Dagblad een schrijfwedstrijd georganiseerd. Mijn bijdrage "Roze" kreeg de 2e prijs.
Roze
Comfortabel achteroverleunend tegen een lantaarnpaal, om zich door het eerste lentezonnetje te laten kussen, stond Eva voor een NS station ergens te lande, te wachten op een vriend. Het was eind februari. Ze mijmerde over wilgenkatjes, brem, pas gemaaid gras, tortelende houtduiven, een koekoek, bos, mos, groene vingers. 'A great day for freedom', zong het als vanzelf in haar. Tegelijkertijd 'hoorde' ze de eerste pianoklanken en borrelde de tekst in haar op. Behaaglijk murmelend deinde ze mee op het refrein:
I dreamed you
had left my side
Nawarinth, not even pride remained
And even though you needed me
It was clear that I could not do a thing for you
In de verte zag
ze, door haar half van warm genot dichtgeknepen ogen, over het
ruime lege plein iemand aan komen lopen. Een lang figuur met steltdunne
benen kwam over de kinderkopjes snel dichterbij. Het was een vrouw.
Onder een spijkerbroek zag ze zwarte suède laarsjes met
plateauhakken. De manier van lopen was typisch te noemen. Bij
elke stap die zij maakte, bewoog ze eventjes met een rukje haar
onderbeen zijwaarts om het daarna behoedzaam neer te zetten. Dan
veerde ze even licht door de knie, waarna het andere been volgde.
Op afstand leek het alsof zij opdringerige hondjes van zich af
wilde trappen. Haar handen hield ze onder haar oksels, deze er
af en toe onderuithalend om over haar bovenarmen te wrijven. Van
dichtbij keek Eva in het gezicht van een oud meisje. Vel over
been, de dunne lippen verbeten naar binnen gezogen. Ze droeg een
pet. 'Een junk', flitste het door haar heen. Het station stond
er namelijk om bekend. Het meisje leek recht op een doel af te
gaan. Het doel was de lantaarnpaal die door Eva als steun was
uitgekozen. Deze paal was stevig verankerd in een rond blok beton
dat de onuitwisbare sporen droeg van vet voedsel. Een paar lege
plastic bakjes lagen als stille getuigen in de voorjaarszon. Vogels
vochten om een restje kroket. Een flauwe geur van verschaald bier
en urine drong haar neusgaten binnen.
Het meisje met de steltdunne benen ging, zonder haar aan te kijken,
op het smalle richeltje van het blok zitten. Eva kon een rilling
niet onderdrukken toen ze zich voorstelde hoe de kou van het beton
door de magere billen en de ruggengraat van het meisje opkroop.
Deze laatste frommelde ondertussen nerveus aan de mouwen van haar
spijkerjackje. Ze had prachtige roze gelakte nagels. Nagels, die
het meisje één voor één zorgvuldig
bekeek. Af en toe streelde ze met de rechter wijsvinger behaagziek
over de uiteinden van de linkerhand. Ze scheen er genoegen aan
te beleven, gezien de vage glimlach die verscheen wanneer zij
af en toe de hand uitstrekte en de zon liet blinken in het glanzende
roze van haar vingertoppen.
Reizigers liepen af en aan vanuit het busstation en omgekeerd.
En, waren de passanten zojuist nog bijna tegen Eva opgebotst alsof
zij onzichtbaar was, nu de richel bezet was, liepen ze met een
grote boog haastig om de lantaarnpaal heen, alsof daar een projectiel
op het punt van ontploffen stond en ze van hogerhand het dringende
advies gekregen hadden deze plek te mijden. Het meisje met de
pet geeuwde luidruchtig. De houding van de voorbijgangers leek
haar in het geheel niet te deren. Ze toonde geen enkele interesse
in haar omgeving. Eva was er dan ook niet op voorbereid toen het
meisje plotseling opveerde en riep:"Henk, hoi Henk",
tegen een kleine gezette man van middelbare leeftijd die plotseling
uit het niets was opgedoken. De man kwam, met de handen in de
zakken van zijn te nauwe blauwe jasje, dichterbij. "Hoe is
het Henk?", vroeg ze, waarbij ze Henk niet aankeek, maar
verder ging met het strelen van haar gelakte nagels. Ze lachte
nu wat uitbundiger tegen de nagels en Eva zag onder het strak
opgetrokken vel van haar lach zwarte stompjes tand tevoorschijn
komen. Het verschil met de glamourachtige glans van de nagels
was zo schrijnend , dat melodie en tekst in haar hoofd verstomden.
Het leek alsof de zon plotseling minder warmte gaf en de lente
in haar hoofd tot een kille winter werd teruggebracht.
Om geen getuige van het gesprek te hoeven zijn, deed zij een paar
pasjes opzij, maar als reactie leek de conversatie op nog luidere
toon gevoerd te worden. 'Henk was ziek geweest, maar werkte weer
een paar dagen per week", ving zij op. "O", zei
het meisje, zij wilde ook wel werk, "maar eerst moet ik daar
naar toe", en ze maakte een beweging met haar hoofd naar
de overkant van het plein, waarbij de klep van haar pet nerveus
natrilde. "Het is voor de methadon, dat is toch een stuk
rustiger Henk. Hoe laat is het?", vroeg ze gehaast, half
één al?". Ze schokte overeind en grabbelde
in haar zak. Terwijl Eva de indringende dreigende gitaarsolo van
David Gilmore door haar bloed voelde gonzen keek het meisje haar
vanonder haar pet duister aan en zong met gebarsten stem de tekst
verder waar die van Eva was verstomd:
Now life devalues
day by day
As friends and neighbours turn away
And ther's a change that, even with regret,
Cannot be undone..
Ondertussen frommelde
ze de verbouwereerde Eva iets in haar hand. Met lange passen en
fladderende handen rende ze het plein over. Het roze vervaagde
in de verte. De benen zwaaiden nu zovèr zijwaarts, dat
het leek alsof de denkbeeldige hondjes die het eerder op haar
enkels voorzien hadden, haar magere dijen als doelwit hadden gekozen.
"Die hebben het ook niet gemakkelijk", zei Henk en liep
door.
Toen ze haar krampachtig gesloten hand opende en de laatste akkoorden van 'A great day for freedom' van Pink Floyd in haar hoofd voelde wegebben, zag ze de zon schitteren in een aangebroken flesje roze nagellak.
Artisanna 2006